Groene studie prijst verkeerslichtregering: “Prestaties zijn op zijn minst opmerkelijk”

Waarom verloren de Groenen zo zwaar bij de federale verkiezingen? Robert Habeck zei dat het aanbod "groot" was, maar de vraag "niet zo sterk als we hadden verwacht". Later trok hij zich terug uit het actieve partijwerk, net als zijn collega Annalena Baerbock.
Linkse politici klaagden vervolgens over de realistische standpunten van de partij over het migratiebeleid en betoogden tevens dat de unieke inhoudelijke focus op klimaat- en milieubeleid onvoldoende werd benadrukt. Anderen vroegen zich af hoe links zulke sterke winsten kon boeken in jonge, stedelijke kringen en zo kon profiteren van de afwijzing van de AfD en de CDU ten koste van de Groenen. Naast deze inhoudelijke overwegingen rijst nu, enkele maanden na de verkiezingen, de vraag naar de structuur en organisatie van de verkeerslichtregering, waarvan het falen eveneens aan de Groenen wordt toegeschreven.
Een woensdag gepubliceerde studie van de Heinrich Böll Stichting, die nauw verbonden is met de Groenen, getuigt in eerste instantie van een "steile leercurve" voor de Groenen in hun werk binnen de verkeerslichtcoalitie. Het document, opgesteld door politicoloog Arne Jungjohann, is bedoeld om de structurele tekortkomingen van de regeringspartij aan te pakken en de Groenen zo voor te bereiden op de toekomst.
De Groenen misten een duidelijk machtscentrumMaar eerst begint onderzoeker Jungjohann met lof: het regeerakkoord bevatte 50 procent meer projecten dan dat van de vorige regering. Hij stelde ook dat de "prestaties" van de verkeerslichtcoalitie "op zijn minst opmerkelijk" waren. Jungjohann beschouwt de regering als "zeer succesvol", met name in het aanpakken van de gascrisis van 2022 en het implementeren van de energietransitie. Beide waren kernthema's op het gebied van duurzaamheid die onder de verantwoordelijkheid vielen van de toenmalige minister van Economische Zaken en vicekanselier Robert Habeck. De studie concludeert dat de beoordeling van de verkeerslichtcoalitie als een mislukt politiek project op de middellange tot lange termijn mogelijk kan worden herzien.
Het 92 pagina's tellende onderzoek is gebaseerd op interviews die de onderzoeker heeft afgenomen met 32 mensen uit de omgeving van de Groene Partij, waaronder politieke topfunctionarissen en hooggeplaatste stafleden, op voorwaarde van anonimiteit.
Op het hoogste regeringsniveau verliep de samenwerking relatief goed, aldus de studie. De driepartijencoalitie, bestaande uit bondskanselier Olaf Scholz (SPD), minister van Financiën Christian Lindner (FDP) en Habeck, vormde de "centrale machtsas" van de coalitie en zorgde voor stabiliteit. De besluiten werden echter "herhaaldelijk" door de fracties in het parlement bijgesteld.
In zijn studie bespreekt politicoloog Jungjohann uitgebreid de organisatie van de verkeerslichtenregering – die in sommige gevallen commissies instelde die haar voorgangers al voor eigen doeleinden hadden gebruikt. Een voorbeeld is het zogenaamde "project clearing"-proces, dat voorafging aan het officiële wetgevingsproces en bedoeld was om een snelle, onbureaucratische coördinatie tussen de verschillende departementen mogelijk te maken. Zoals de studie beschrijft, liepen in werkelijkheid ongewenste wetsvoorstellen vertraging op in dit proces of – zoals in het geval van de Warmtewet – lekte er informatie naar de pers, waardoor het vertrouwen binnen de coalitie enorm werd ondermijnd.
Volgens het onderzoek waren er ook grote structurele tekortkomingen binnen de Groene Partij. Er was geen duidelijk machtscentrum en geen duidelijke machtsverdeling binnen de partij, wat leidde tot aanhoudende conflicten en machtsstrijd. De auteur van het onderzoek concludeert dan ook: "Een gedeeld begrip van een duidelijke rolverdeling zou een voordeel zijn" voor een mogelijke volgende Groene deelname aan de regering.
Groen onderzoek: verkeerslichtregering werd gekenmerkt door ‘afkeer’Jungjohann identificeert de fundamentele verschillen tussen de regeringspartijen als een fundamenteel probleem, dat aan het begin van de coalitie werd verdoezeld door het gepraat over de “ progressieve coalitie ”.
Hij benadrukt met name de verschillen tussen de Groenen en de FDP, waardoor de verkeerslichtcoalitie geen "aanvullende coalitie" kon worden "waarin elke coalitiepartner zijn eigen successen kon laten zien". De onderzoeker schrijft de FDP een bijzondere verantwoordelijkheid toe: "Het was hun tactische belang om de agenda, met name die van de Groenen, te vertragen om zo een profiel te krijgen bij een burgerlijk-liberaal cliënteel."
De "centrifugale krachten" waren bijzonder sterk binnen de parlementaire fracties van de regeringspartijen. De studie beschrijft de uitwisseling tussen de regeringspartijen als "conflictrijk" en "gekenmerkt door wantrouwen en antipathie". De studie vervolgt: "Vooral op parlementair niveau zijn de meningsverschillen tussen de FDP en de Groenen altijd diep geweest."
Dat deze kloof niet gedicht kon worden, had niet alleen door beter coalitiemanagement verholpen kunnen worden, zo legt de studie uit. Want het succes van een regering wordt in de kern vooral bepaald door het werken aan een gemeenschappelijk project, wat pas aan het einde van de termijn van de verkeerslichtcoalitie duidelijk werd.
Berliner-zeitung